lasschilden
Laswerkzaamheden stellen bijzondere eisen aan gelaatsbescherming. Het verschil tussen een lashelm en een lasschild zit hem erin dat met een lashelm de handen vrij zijn voor het werk en dat de lasser die met een lasschild werkt, deze zelf moet vasthouden. Maar er zijn ook overeenkomsten. Beide vormen zijn bestand tegen infraroodstraling, vonken en ultraviolette straling. Omdat de donkere lasruiten in de helm een beperkte levensduur hebben, zijn ze vervangbaar. Dit geldt eveneens voor de spatruiten die de lasruiten beschermen. Om de kans op het breken van de las- en spatruit te beperken, zijn de meeste lasschilden echter voorzien van verende borging.
De groene kleur van de lasruit geeft een goed contrast weer tussen het smeltbad en de omgeving. Gebruik een ruit met het juiste scale-nummer voor een goede bescherming van de ogen. Scale-nummer 4-8 voor autogeen lassen en scale-nummer 4-14 voor elektrisch lassen. Het scale-nummer loopt synchroon met de stroom in ampères.
Met name automatische laskappen zijn zeer praktisch in gebruik. Hierbij wordt de lasruit (speedglass) automatisch gedimd wanneer de vlamboog tot stand komt. Comfortabele gelaatsbescherming (die niet knelt of belemmerend werkt) wordt door de werknemer beter gebruikt.